Arnold Tits (1807-1851) is een van de belangrijkste professoren van de theologische faculteit te Leuven in het midden van de negentiende eeuw. Zowel Casimir Ubaghs (1800-1875) als Tits zijn verbonden aan een filosofische stroming die wordt aangeduid met de naam traditionalisme of ontologisme welke ontwikkeld is in Leuven. Volgens Leo Kenis moet Tits meer nog dan Ubaghs beschouwd worden als de inspirator van de zogeheten Leuvense school. Vanaf 1834 was Tits professor filosofie aan het Luikse seminarie te Rolduc als de opvolger van Ubaghs die eerder een professoraat aanvaardde aan de pas opgerichte Katholieke Universiteit. In de Rolducse periode gaf hij naast het reguliere onderwijs in de filosofie ook jaarlijks een aantal filosofische lezingen, Conférences genaamd. Te Leuven doceerde Tits vanaf 1840 dogmatische theologie en uit de periode 1848-1850 stamt zijn hoofdwerk de Theologia generalis. In 2011 heb ik een masterthesis over deze interessante en bij zijn studenten zeer geliefde figuur geschreven aan de KU-Leuven. Belangrijk hierbij was dat ik destijds een verloren gewaand gedeelte van het voornoemde hoofdwerk teruggevonden heb, het bevond zich in het archief van de seminariebibliotheek van Rolduc.





Arnold Tits zoals in de pastorie van Aalst bij Sint Truiden

De litho boven de schouw in de pastorie te Aalst; Tits is geboren in een boerderij in deze straat naar boven tegenover de school.

Het graf van Tits op het kerkhof van Aalst rond 2011.

Samenvatting.pdf (329.49KB)
Samenvatting.pdf (329.49KB)



Kenis.pdf (491.92KB)
Kenis.pdf (491.92KB)


de samenvatting van mijn thesis uit Leuven augustus 2011

De inhoud van de Theologia Generalis

de afscheidsrede van professor Leo Kenis bij zijn emeritaat uit 2020.



Einde gedeelte over Arnold Tits




Het Rolducse systeem vergeleken; kenmerken van het Jezuïetenonderricht.



Rolduc II, III en IV zijn  producten van hun tijd, te midden van de vele andere soortgelijke opvoedingsgestichten  uit die tijd. Voor de goede orde; Rolduc was in zijn algemeenheid zeker een goed opvoedingsgesticht, je moet er natuurlijk wel over blijven nadenken waarin dat goede dan concreet te vinden was. Hier wil ik een aantal opvallende kenmerken noteren waarbij je zeker vragen kan stellen en de wenkbrauwen kan fronsen.

Net zoals in  het Jezuïeten onderwijs wordt op Rolduc een beroep gedaan op de drift aemulatio [wedijver]; op het prikkelen van de eerzucht is het onderwijs en de opvoeding afgestemd, want deze prikkel  wordt als de drijvende kracht beschouwd die het mechanisme van opvoeding in beweging zet en zo steeds voortgang realiseert. In deze toepassing schuilt echter het gevaar dat men om het zichzelf gemakkelijk te maken, het ene kind tegen het andere uitspeelt en zo de laagste instincten wakker maakt. Op Rolduc bestaat er zo'n  systeem van loven en blameren; men vindt dit allereerst terug in de grote waarde die op Rolduc gehecht wordt aan behaalde studieresultaten met als hoogtepunt de jaarlijkse prijsuitreiking en het noteren van de behaalde vermeldingen en prijzen in de jaarboeken met naam en toenaam van de leerling; een ander systeem waar men vooral het blameren, terug vindt is in het  beruchte notensysteem.  Dit heeft zelfs bestaan tot in de zestiger jaren hoorde ik van oud Rolduciens.   Zie hierna over het notensysteem






Hoe er met wedijver omgegaan werd vind je terug in de jaarboeken bij de  vele bladzijden met prijsvermeldingen en in de prijsuitreiking op het einde van het jaar in de grote aula in aanwezigheid van alle leerlingen, leerlingen en katholieke hoogwaardigheidsbekleders. Hierna twee voorbeelden te vinden in de jaarboeken 1934 en 1960; resp. Rolduc III en Rolduc IV.





Een ander kenmerk van Rolduc is de beperkte vrijheid; er was een strakke dagorde waaraan je te houden had; de klok en de bel regelden wat je deed; zie het boek over Rolduc IV. Tijd voor ontspanning was  vastgelegd. De buitenwereld was gevaarlijk en op vakantie kreeg je instructies mee voor de ouders zodat die je in de gaten konden houden.

Wat betreft het aspect geborgenheid denk ik dat je een beetje geluk moest hebben op Rolduc; maar dat is voor iedereen anders hoe hij dat ervaren heeft, er zijn grote verschillen in ieder geval. Een structuur gerelateerd aan geborgenheid kan ik niet ontdekken ook al spreekt Jos Stassen er in zijn preken over.

Over het geheel lag vanzelfsprekend een hele dikke katholieke saus.

Flashmobs waren er toen ook al overigens.








Ik heb drie jaar op Rolduc doorgebracht en vier jaar op een katholiek gymnasium in Maastricht; tussen die twee scholen is een enorm verschil op bovenstaande punten. Mijn interesse voor Rolduc en zijn geschiedenis gebruik ik om te reflecteren over  onderwijs- en opvoedingssysteem in zijn algemeenheid. Op die manier heeft het nog zin om met Rolduc bezig te zijn.

Het verleden te bestuderen zonder er in het heden

iets mee te doen heeft weinig zin.


Als je je een beetje verdiept heb in Rolduc bekijk eens de volgende scholen; het is een groot contrast.